Cataractoperatie

Patiëntenportaal

Cataractchirurgie is de meest voorkomende electieve ingreep in de geneeskunde. Wereldwijd worden jaarlijks ongeveer 28 miljoen cataractoperaties uitgevoerd.

Uw vragen over cataractoperatie

Een cataract is een vertroebeling van de natuurlijke ooglens, die zich net achter de pupil bevindt en helpt om licht op het netvlies te focussen. Bij een cataractoperatie wordt de troebele natuurlijke lens vervangen door een heldere kunstlens, een zogenoemde intraoculaire lens (IOL). De sterkte van de IOL kan worden aangepast aan de behoeften van uw oog.

Het implanteren van een IOL is vergelijkbaar met het inbouwen van uw bril of contactlenzen in uw oog. Er zijn hoofdtypen IOL’s:

  • Monofocale IOL’s – deze zijn ontworpen om de afhankelijkheid van een bril voor vertezicht (bijv. autorijden) te verminderen.
  • Verbeterde monofocale en EDOF-IOL’s – gericht op vermindering van brilafhankelijkheid voor zowel verte- als tussenafstanden.
  • Multifocale IOL’s – deze lenzen zijn bedoeld om de afhankelijkheid van een bril te verminderen bij een breder scala aan activiteiten, waaronder tussenafstand (computerschermen) en dichtbij (lezen).

Als u in aanmerking komt voor cataractchirurgie, zullen we met u bespreken welk type IOL voor u de beste keuze is.

Cataracten zorgen voor een geleidelijke verslechtering van het zicht en lichtverstrooiingsklachten zoals hinder van koplampen van tegenliggers. Ook kan uw brilsterkte instabiel worden bij het ontstaan van cataract. Deze problemen worden doorgaans verholpen door een cataractoperatie.

Een cataractoperatie kan er bovendien voor zorgen dat u minder afhankelijk wordt van een bril, vooral als u in aanmerking komt voor multifocale IOL’s.

Het visuele resultaat van een cataractoperatie hangt af van de gezondheid van de rest van het oog. Cataract en andere oogaandoeningen komen vaker voor naarmate we ouder worden. Het is dus niet ongebruikelijk dat er meer dan één oogprobleem tegelijk aanwezig is.
Bij een vergevorderde cataract kan de lens zo troebel zijn dat het moeilijk is om de gezondheid van het oog goed te beoordelen. In een vroeger stadium kunnen we doorgaans vóór de operatie al vaststellen of er bijkomende problemen zijn die het visuele resultaat kunnen beïnvloeden, en u adviseren over welk type IOL de beste resultaten kan opleveren.

Cataracten kunnen het volgen en behandelen van oogziekten aan de achterkant van het oog bemoeilijken. Een cataractoperatie kan de zorg voor veelvoorkomende oogaandoeningen zoals glaucoom, diabetische retinopathie en leeftijdsgebonden maculadegeneratie verbeteren.

Bij afwezigheid van onderliggende oogaandoeningen blijft het zicht na een cataractoperatie meestal goed. Als er toch sprake is van achteruitgang van het zicht, dient de oorzaak hiervan te worden bepaald. Vaak wordt secundair kapsel opacificatie vastgesteld wat ovreenkomt met het opaak worden van het achteste deel van het kapselzakje.Dit kan vaak worden verholpen worden met een eenmalige, kleine laserbehandeling: de zogeheten YAG-capsulotomie.

De mate waarin cataract uw zicht beïnvloedt, is zeer variabel. Als u tevreden bent met uw zicht en nog steeds in staat bent om alles te doen wat u wilt, is er geen reden om over te gaan tot behandeling. De resultaten van een cataractoperatie zijn doorgaans hetzelfde, of de ingreep nu in een vroeg stadium of pas bij een verder gevorderde cataract wordt uitgevoerd.

Als u merkt dat wazig zien of lichtverstrooiing door uw cataract uw dagelijkse leven begint te beïnvloeden — bijvoorbeeld uw werk, hobby’s of uw zelfvertrouwen tijdens het autorijden — dan is het zinvol om over te gaan tot behandeling.

Hoewel er zelden sprake is van spoed, kunt u er toch voor kiezen om de behandeling in een vroeg stadium te laten uitvoeren. Als uw belangrijkste doel is om minder afhankelijk te zijn van een bril, en u nog geen visuele klachten ervaart met uw bril of contactlenzen, wordt de ingreep refractieve lensvervanging (RLE) genoemd. Veel mensen, vooral met beginnende cataract, kiezen voor deze optie als alternatief voor laserbehandelingen voor het oog.

Als u ouder bent dan 50 jaar en een brilsterkte heeft buiten het bereik van standaard laserchirurgie, komt u waarschijnlijk in aanmerking voor RLE.
Vrijwel elke mate van bijziendheid (myopie) of verziendheid (hypermetropie) kan gecorrigeerd worden met cataractchirurgie (RLE), en er zijn IOL’s beschikbaar met ingebouwde correctie voor astigmatisme. Lensimplantatie kan bij geschikte patiënten worden gecombineerd met laserbehandeling om het astigmatisme uitgebreider te behandelen of om de uiteindelijke scherpstelling te verfijnen.

U komt mogelijk niet in aanmerking voor multifocale IOL-implantatie als u al bestaande oogproblemen heeft die de gezondheid van uw ogen aantasten.

Als u problemen met uw zicht heeft door cataract, zullen deze in de loop van de tijd meestal verergeren — al is het tempo van achteruitgang erg variabel en moeilijk te voorspellen.

U kunt zelf bepalen wanneer u de operatie ondergaat; het uitstellen van de behandeling heeft doorgaans geen negatieve invloed op het uiteindelijke resultaat. Maar een cataractoperatie is tot op heden wel de enige effectieve behandelmethode.

Uw chirurg voert de cataractoperatie meestal uit onder plaatselijke verdoving. Dit kan gebeuren met verdovende druppels of gel, eventueel aangevuld met een infuus in de hand of arm om u te helpen ontspannen indien nodig. Ook kan er verdoving aan de achterkant van het oog worden toegediend om overmatige oogbewegingen te voorkomen (retrobulbaire injectie van verdovende middelen).

Een kleine veerclip houdt de oogleden voorzichtig open zodat u veilig kunt knipperen tijdens de operatie.

Uw chirurg voert de ingreep uit met behulp van een operatiemicroscoop. U ligt op uw rug onder een steriele operatietent, waarbij frisse lucht onder het doek wordt aangevoerd. De huid rondom het oog wordt ontsmet en na 3min afgedekt met een klevend plastic operatiedoek, dat tevens de wimpers opzij houdt.

Bij alle vormen van oogchirurgie kunnen er tijdens de ingreep of in de genezingsperiode complicaties optreden. Deze problemen kunnen leiden van milde tot blijvend, ernstig verlies van het gezichtsvermogen (een zicht slechter dan de rijstandaard in het aangedane oog, dat niet kan worden gecorrigeerd met een bril of contactlenzen). Vaker kunnen complicaties worden verholpen met medicaties of aanvullende operaties. Deze aanvullende ingrepen lijken qua gevoel en herstelperiode meestal op de oorspronkelijke operatie.

Verlies van gezichtsvermogen

Permanent, serious loss of vision occurs as a result of problems with cataract surgery in approximately 1 in 500 patients. This may mean vision worse than the driving standard or, in some cases, complete loss of vision in the affected eye.

Permanent serious visual loss is typically caused by damage to the retina. This can result from infection or an inflammatory response after surgery, retinal detachment after surgery, or bleeding during surgery. Some problems occurring during surgery increase the risk of sight threatening problems afterwards. These include a common complication of surgery called posterior capsular rupture, (breakage of the membrane just behind the IOL). The rate for capsule rupture for all cataract surgeons is just under 1.5%. For more experienced surgeons it is between 0.5 and 1%. but all surgeons have at least some cases affected by posterior capsular rupture. It is not always possible to implant a multifocal IOL safely if posterior capsular rupture has occurred, and this may mean greater than anticipated reliance on glasses after surgery.

Aanvullende chirurgie

Tweede operaties kunnen nodig zijn om een complicatie van de eerste ingreep te corrigeren. Dit kan bijvoorbeeld een verplaatsing of vervanging van de kunstlens zijn, het verwijderen van lensfragmenten uit het achterste oogsegment, of een netvliesloslating repareren. Met of zonder cataractchirurgie komen netvliesloslatingen vaker voor bij mensen die sterk bijziend zijn; het risico is echter ongeveer vijf keer hoger in de eerste vier jaar na cataractchirurgie of refractieve lensuitwisseling (RLE).
Statistische technieken (biometrieformules) en oogmetingen (biometrie) worden gebruikt om de juiste kunstlens te selecteren voor uw gezichtsverbetering. Door beperkingen in deze technieken kan soms een aanvullende laserbehandeling nodig zijn om het gezichtsvermogen na de operatie verder te verfijnen.
De meest voorkomende reden voor visusdaling na cataractchirurgie is nastaar of achterste kapselopaciteit (PCO). Dit is een geleidelijke vertroebeling van het membraan achter de kunstlens, wat bij veel patiënten optreedt. PCO kan maanden tot jaren na de operatie voorkomen en wordt meestal succesvol behandeld met een eenmalige kleine laserbehandeling, de zogenaamde YAG-laser capsulotomie.

Er bestaan lenzen die deze complicatie heel sterk beperken.

Bijwerkingen zijn problemen die de meeste patiënten in zekere mate ervaren na een operatie. Ze verbeteren doorgaans in de loop van de tijd, maar verdwijnen niet altijd volledig.

Gezichtsvermogen

De meeste patiënten ervaren in de eerste maanden na de cataractoperatie enige lichtsverstrooing en ongewenste visuele verschijnselen.

Mogelijke effecten op het gezichtsvermogen

Visuele bijwerkingen verschillen per type kunstlens (IOL) en vallen vaak meer op onder bepaalde lichtomstandigheden. Patiënten merken een lichtschaduw (negatief) of een lichtboog (positief) in het perifere zicht na implantatie van een monofocale of multifocale IOL. Sommige types multifocale IOL veroorzaken halos rond lichtbronnen,wazig zicht of dubbelbeelden ; . Vrijwel alle vormen van lichtspreiding kunnen echter optreden. Glasvochttroebelingen (“floaters”) kunnen na de operatie meer zichtbaar zijn dan ervoor, vooral in de vroege herstelperiode. Het is algemeen bekend dat multifocale IOLs meer optische bijwerkingen geven dan monofocale, maar ze bieden een grotere mate van brilvrijheid.
Optische bijwerkingen kunnen aanvankelijk het werk of vrijetijdsbesteding beïnvloeden, vooral autorijden in het donker. Maar meestal nemen deze verschijnselen in de loop van de tijd af. 19 van de 20 patiënten zijn tevreden of zeer tevreden met hun zicht 3–6 maanden na implantatie van een multifocale IOL. Laserbehandelingen voor restafwijkingen of nastaar (YAG-capsulotomie bij PCO) helpen vaak om sneller te wennen. Ongeveer 1% van de patiënten kan echter niet goed wennen en kiest voor vervanging van de multifocale IOL door een monofocale IOL. Deze procedure vraagt chirurgische ervaring.Het gebruik van een EDOF-lens of verbeterde monofocale IOL kan dan een alternatief zijn. Een kleine bijkomende bril is mogelijks noodzakelijk voor bepaalde taken.

Oogcomfort

Enige irritatie van het oogoppervlak komt vaak voor in de eerste maanden na oogchirurgie. Dit is meestal mild na cataractchirurgie en kan sterk variëren, vaak per oog verschillend. Behandeling en preventie richten zich op een gezonde oogoppervlakte vóór en na de ingreep. Comfortdruppels (kunsttranen) kunnen nuttig zijn en kunnen veilig naast andere medicatie worden gebruikt. Bij patiënten met een normaal oogoppervlak vóór de ingreep zijn blijvende problemen ongewoon.

Ooguiterlijk

Rode vlekken op het oogwit komen vaak voor na oogchirurgie. Dit zijn subconjunctivale bloedingen, veroorzaakt door de chirurgische manipulaties. Hoewel ze erg opvallend uit kunnen zien, zijn deze bloedingen tijdelijk en onschadelijk voor de gezondheid van het oog. Het kan tot 6 weken duren voordat ze volledig verdwijnenDe meeste kunstlenzen (IOL’s) zijn niet zichtbaar. Soms kan iemand echter een glinstering in uw oog opmerken, veroorzaakt door een reflectie van de voorzijde van de IOL in de pupil.

Subconjunctival haemorrhage
Subconjunctival haemorrhage

Most IOLs are not visible. But people may occasionally notice a glint in your eye caused by a reflection from the front of the IOL within the pupil.

Als u later in uw leven een nieuw oogprobleem ontwikkelt, zal een cataractoperatie meestal geen belemmering vormen voor een succesvolle behandeling. Veelvoorkomende oogaandoeningen zoals glaucoom, diabetische retinopathie en leeftijdsgebonden maculadegeneratie kunnen na een cataractoperatie net zo goed, of soms zelfs gemakkelijker, worden gevolgd en behandeld.
Cataractchirurgie en refractieve lensuitwisseling (RLE) creëren meer ruimte voor de vloeistofcirculatie aan de voorkant/achterkant van het oog, omdat kunstlenzen dunner zijn dan de natuurlijke lens. Dit kan bij sommige vormen van glaucoom gunstig zijn.
Bij verziendheid (hyperopie) kan de voorste oogkamer relatief ondiep zijn, waardoor de ruimte voor de vloeistofcirculatie beperkt is. Dit kan een verhoogd risico geven op een vorm van glaucoom (“geslotenkamer- of hoeksluitingsglaucoom”) door een blokkade van de vloeistofafvoer, wat kan leiden tot een plotseling en pijnlijk verlies van gezichtsvermogen. Als u tot deze groep behoort, kan cataractchirurgie (of RLE) zowel het risico op hoeksluitingsglaucoom wegnemen als uw afhankelijkheid van dikke brillenglazen verminderen.

De meeste patiënten ondergaan een cataractoperatie onder lokale verdoving. U kunt normaal eten en drinken voor de ingreep en uw gebruikelijke medicatie innemen zoals gewoonlijk.
De meeste chirurgen werken samen met een anesthesioloog om uw gezondheid tijdens de ingreep te bewaken en uw comfort te optimaliseren, waarbij indien nodig sedatie wordt toegediend. Houd uw ademhaling rustig, probeer ontspannen te blijven en houd uw hoofd stil zodra de chirurg dit goed gepositioneerd heeft.
U kunt uw chirurg helpen door bij het begin van de operatie beide ogen wijd te openen, zodat het steriele doek goed geplaatst kan worden en uw wimpers uit de weg blijven. Verwijder make-up en hydraterende crèmes vooraf, zodat het afdekmateriaal goed hecht. Knipperen is geen probleem zodra het doek geplaatst is. Kijk recht vooruit naar het felle operatielicht met beide ogen open en knipper wanneer dat nodig is. Recht omhoog kijken naar het felle microscooplampje helpt om de juiste oogpositie te behouden.
Uw chirurg zal de procedure met u doornemen en u tijdens elke stap begeleiden. Geef het aan als u ongemak voelt of als u moet hoesten, niezen of een pauze nodig hebt.
Tijdens de voorbereidende laserfase bij een laserondersteunde cataractoperatie wordt het oog meestal gefixeerd en worden de oogleden met een zuigring opzij gehouden. Dezelfde principes gelden: kijk recht omhoog met beide ogen open, probeer de ogen niet samen te knijpen en knipper wanneer dat nodig is.
Soms wordt aan het einde van de operatie een doorzichtig plastiek schild over het oog geplakt. Voor de meeste patiënten is dit niet meer noodzakelijk. Een zonnebril zonder sterkte kan buiten prettig zijn in de eerste dagen na de behandeling, omdat de ogen nog lichtgevoelig kunnen zijn. Neem gerust een zonnebril mee om op weg naar huis te dragen.
U kunt vanaf de eerste dag na de operatie gewoon wassen. De meeste chirurgen raden aan om een week niet te zwemmen en een maand geen contactsporten te beoefenen. Niet-contact sporten zoals fitness of joggen kunnen vanaf dag één weer worden hervat, zij het in een mildere intensitiet. U mag weer autorijden zodra u met beide ogen een kenteken op 20 meter kunt lezen en u zich redelijk comfortabel voelt met uw nieuwe zicht. Dit is meestal binnen enkele dagen na de operatie.
Stel een herinnering in op uw smartphone en gebruik de voorgeschreven antibiotica- en ontstekingsremmende oogdruppels zoals voorgeschreven om een goede genezing te bevorderen. Laat tussen verschillende soorten oogdruppels bij voorkeur minimaal 2 minuten, zodat elke druppel goed opgenomen wordt voordat u de volgende toedient. Als u een keer een dosis mist of twijfelt, is een extra druppel geen probleem.
Variaties in zicht en comfort zijn normaal in de eerste weken na een cataractoperatie; geduld is nodig. Het ongemak is meestal mild, en het zicht herstelt doorgaans aanzienlijk binnen 2–3 dagen zodra de pupilverwijdende druppels zijn uitgewerkt.
Neem direct contact op met uw chirurg bij toenemende pijn, lichtgevoeligheid, roodheid of waziger zicht. U krijgt een telefoonnummer mee voor contact. Als dit buiten kantooruren gebeurt, aarzel dan niet om een spoed-oogafdeling te bezoeken.
Andere alarmsymptomen, met name relevant voor sterk bijziende patiënten die een cataractoperatie ondergaan, zijn signalen van een netvliesloslating. Dit zijn een plotselinge nieuwe toename van troebelingen (“floaters”), lichtflitsen (zelfs met gesloten ogen) en gezichtsvelduitval (een schaduw of gordijn dat zich over het zicht verspreidt). De meeste netvliesloslatingen kunnen zonder blijvend gezichtsverlies worden gerepareerd, maar de kans op succes is veel groter als de loslating het centrale zicht nog niet heeft bereikt.
Het is mogelijk dat u in de genezingsfase een probleem hebt zonder dat u dit merkt. Zorg daarom dat u altijd op uw controleafspraken verschijnt, ook als uw ogen goed aanvoelen.

Accommodatie – de reflex waarmee het oog een dichtbijgelegen object scherpstelt door de vorm van de natuurlijke ooglens te veranderen. De natuurlijke lens wordt minder flexibel met de leeftijd, waardoor het accommodatievermogen afneemt. Dit beïnvloedt het leesvermogen en de mogelijkheid om verziendheid of hyperopie te compenseren.

Astigmatisme – onregelmatige breking van het licht, of een oog dat meer ovaal (als een rugbybal) dan rond (als een voetbal) van vorm is. Het eerste getal op uw brilvoorschrift geeft de mate van bij- of verziendheid aan. Het tweede getal beschrijft de mate van astigmatisme. De meeste mensen hebben in enige mate astigmatisme; een kleine hoeveelheid kan zelfs helpen om langer zonder leesbril te kunnen functioneren naarmate men ouder wordt.

Biometrie – dit onderzoek omvat metingen van het oog en een reeks berekeningen (biometrieformules) om de juiste sterkte van de kunstlens (IOL) te bepalen vóór cataractchirurgie of refractieve lensuitwisseling (RLE).

Binoculair zicht – zien met beide ogen open.

Cataract – wanneer de natuurlijke lens troebel wordt en wazig zicht veroorzaakt, spreken we van een cataract (staar).

Cataractchirurgie – een operatie waarbij de natuurlijke lens wordt vervangen door een kunstlens (IOL). Cataractchirurgie is identiek aan RLE, maar wordt uitgevoerd bij patiënten die niet goed kunnen zien omwille van lens veranderingen ondanks optimale bril of contactlenzen aanpassingen.

Conjunctiva – het slijmvlies dat het oogwit bedekt. De conjunctiva produceert slijm om de traanfilm gelijkmatig over het oogoppervlak te verdelen.

Hoornvlies (cornea) – het heldere deel van de oogwand aan de voorkant van het oog. Twee derde van de brekende kracht van het oog bevindt zich in het hoornvlies.

Corneaal epitheel – de oppervlakkige ‘huidlaag’ van het hoornvlies.

Corneatopografie – een scan die de kromming en het oppervlak van het hoornvlies in kaart brengt.

D of dioptrie – een eenheid om de brekingssterkte van een lens aan te geven.

Excimerlaser – een type laser dat weefsel verwijdert door middel van niet-thermische verdamping (foto-ablatie). Excimerlasers zijn zeer nauwkeurig en beschadigen het omliggende weefsel niet. Ze worden gebruikt bij LASIK en oppervlakkige laserbehandelingen (PRK, LASEK en TransPRK) en soms om het gezichtsvermogen na cataractchirurgie te verbeteren.

Femtosecondlaser – een laser die met hoge precisie 3D-snedes kan maken in heldere oogstructuren zoals de natuurlijke lens of het hoornvlies. Dit gebeurt door een patroon van kleine gasbelletjes te creëren dat met hoge snelheid door het weefsel wordt uitgelokt. Femtosecondlasers worden steeds vaker gebruikt bij RLE en cataractchirurgie.

Floaters (mouches volantes) – zwevende schaduwfiguren veroorzaakt door vertroebelingen in het glasvocht, zichtbaar als zwevende vlekjes of sliertjes. Ze zijn meestal veroorzaakt door wijzigingen van het glasvocht of ooggel.

Glaucoom – een aandoening waarbij de oogzenuw geleidelijk wordt beschadigd, wat leidt tot een geleidelijke beperking van het gezichtsveld (‘kokerzicht’). Glaucoom gaat vaak gepaard met een verhoogde oogdruk en de behandeling is gericht op het verlagen van deze druk met medicatie of chirurgie.

Hyperopie – verziendheid. Mensen met hyperopie zien op jonge leeftijd vaak goed, maar worden op termijn afhankelijk van een bril, eerst voor lezen, later ook voor veraf. Jongeren kunnen hyperopie vaak compenseren door accommodatie. Hyperopie wordt in het brilvoorschrift aangegeven met een positief getal.

IOL (intraoculaire lens) – kleine, synthetische lensimplantaten die de natuurlijke lens vervangen bij cataractchirurgie en RLE.

Intraoculaire druk (IOD) – de druk van de vloeistof in het oog. Wordt vaak gemeten met een luchtpuf bij routineonderzoeken of nauwkeuriger met een geel druppeltje en blauw licht.

Iris – het gekleurde deel van het oog achter het hoornvlies dat de pupil vergroot of verkleint afhankelijk van de hoeveelheid invallend licht.

Lasergezichtscorrectie – correctie van het gezichtsvermogen met excimer- en/of femtosecondlasers om de kromming en brekingskracht van het hoornvlies aan te passen, soms gebruikt voor fijne correcties na cataractchirurgie.

Meibomklieren – gespecialiseerde oliekliertjes in de oogleden die bij elke knippering een stabiliserend olielaagje op de traanfilm afgeven. Ontsteking van de ooglidranden (blefaritis of meibomitis) kan deze laag verstoren en is een veelvoorkomende oorzaak van oogirritatie.

Micromonovisie – een strategie waarbij het ene oog wordt ingesteld voor een scherper beeld in de verte en het andere voor een scherpere focus op armlengte, om de leescapaciteit zonder bril te vergroten.

Monofocale IOL – een kunstlens met één scherpstelpunt. Dit zijn de meest gebruikte lenzen bij standaard cataractchirurgie. Ze veroorzaken minder optische bijwerkingen dan multifocale lenzen, maar meestal is een bril nodig voor bepaalde activiteiten.

Multifocale IOL – een kunstlens met meerdere scherpstelpunten, waaronder verbeterde monofocale en Extended Depth of Focus (EDOF)-lenzen. Worden vaak toegepast bij RLE om meer brilonafhankelijkheid te bereiken, zowel dichtbij als veraf.

Myopie – bijziendheid. Mensen met myopie zien dichtbij goed maar veraf wazig. Brilgebruik begint vaak op schoolleeftijd. Myopie wordt aangeduid met een negatief getal in het brilvoorschrift.

Natuurlijke lens – bevindt zich net achter de pupil en wordt opgehangen door fijne vezels aan de straalvormige spier (ciliaire lichaam). Verantwoordelijk voor ongeveer een derde van de totale breking van het oog en flexibel bij jonge leeftijd wat ook accommodatie wordt genoemd. Met de leeftijd neemt de flexibiliteit af (presbyopie) en helderheid af (cataract), en uiteindelijk kan de lens troebel worden: matuur cataract.

Phaco-emulsificatie – de standaardtechniek om de natuurlijke lens te vergruizen bij cataractchirurgie en RLE. Ultrasone trillingen uit een fijne, holle sonde vergruizen de lens, waarna vloeistof het materiaal wegspoelt. Dankzij deze techniek kan de lens via een kleine opening worden verwijderd. Femtosecondlasers worden vaak gebruikt om de lens vooraf in kleine fragmenten te verdelen.

Achterste kapselopaciteit (PCO) – bij cataractchirurgie en RLE wordt de IOL geplaatst in het lenskapsel. Dit dunne, heldere membraan krimpt om de IOL en houdt deze op zijn plaats. Vroeg of laat wordt dit kapsel na verloop van tijd troebel, waardoor het zicht weer vermindert. Dit heet nastaar en kan behandeld worden met een kleine laserprocedure, de YAG-capsulotomie. Er bestaan lenzen die deze complicatie vermijden.

Presbyopie – leeftijdsgebonden vermindering van het accommodatievermogen, waardoor lezen zonder bril moeilijker wordt.

Achterste glasvochtloslating (PVD) – met het ouder worden krimpt het glasvocht en kan het loslaten van het netvlies. Soms merkt men dit niet; soms treden plotseling nieuwe floaters op en is oogonderzoek nodig. Artsen controleren hierbij op afwijkende aanhechtingen die tot een netvliesloslating kunnen leiden.

Refractie – het onderzoek waarmee de sterkte van de bril of contactlenzen wordt bepaald en de mate van bijziendheid, verziendheid of astigmatisme.

Refractieve chirurgie – verzamelnaam voor operaties die het gezichtsvermogen corrigeren en de brilafhankelijkheid verminderen.

Netvlies (retina) – het tapijt van lichtgevoelige cellen achter in het oog, vergelijkbaar met de film in een camera. Hierop wordt het beeld scherpgesteld door het hoornvlies en de lens. Via de oogzenuw worden signalen naar de hersenen gestuurd.

Netvliesloslating – het netvlies laat los van de oogwand en bloedvoorziening. Dit vereist spoedchirurgie om het netvlies opnieuw vast te zetten en verlies van gezichtsvermogen te voorkomen. Mensen met hoge myopie hebben een groter risico. De kans is ook groter in de eerste jaren na cataractchirurgie of RLE. Waarschuwingssignalen zijn plotseling zichtverlies, een donkere schaduw, lichtflitsen of een plotselinge toename van floaters.

RLE (refractieve lensuitwisseling) – een operatie waarbij de natuurlijke lens wordt vervangen door een kunstlens. Identiek aan cataractchirurgie, maar toegepast bij patiënten die met bril of lenzen goed zien, met als doel meer brilonafhankelijkheid.

Traanfilm – een meerlagige vochtige laag die het oogoppervlak bedekt en essentieel is voor scherp zicht en comfort. Een slijmlaag geproduceerd door speciale cellen in de conjunctiva zorgt dat de waterige laag zich goed verspreidt. De waterige laag wordt gestabiliseerd door een olielaag die bij elke knippering door meibomklieren in de oogleden wordt uitgescheiden.

Visus (gezichtsscherpte) – de belangrijkste maat voor hoe goed we zien, getest door een letterkaart te lezen met steeds kleinere letters. Wordt uitgedrukt als een breuk (bijv. 6/6 is normaal, 6/9 betekent dat u op 6 meter ziet wat een normaalziende op 9 meter ziet). In de VS wordt dit vaak als 20/20 aangeduid.

Glasvocht (vitreus) – de gel die de achterste oogkamer vult. Krimpt met de leeftijd en kan plooien en vertroebelingen ontwikkelen die floaters veroorzaken.

YAG-capsulotomie – een eenmalige kleine laserbehandeling om nastaar (achterste kapselopaciteit) te verhelpen. Dit is niet noodzakelijk na alle types intra-oculaire lenzen.